Wat is de betekenis van SLIEREN?

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slieren

v., sliere, sluere, slierkje, sluorkje, sljurkje, sluerkje, sjorrelje, sjurrelje.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIEREN

(slierde, heeft en is geslierd), 1. (overg.) slepen, sleuren: hij slierde de kwajongen uit de bank; 2. glijden, zich op een glijbaan vermaken: de kinderen hebben de hele middag op de sloot geslierd; 3. uit-, weg-, doorglijden: het touw slierde door mijn hand; 4. doelloos op straat rondlopen: door de straten slieren;...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slieren

slierde, h. geslierd (1 met lange halen of met kracht voortslepen; 2 glijden; 3 doelloos op straat rondlopen; 4 onbedoeld slepen; ook: lang afhangen zonder te bewegen; 5 zich als een slier of met een slier voortbewegen; 6 met met iets: het laten slepen, slingeren): 1. het goed door het water slieren; 2. op het ijs slieren; 3. hele avonden door de s...

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slieren

('sli:rən) (slierde, heeft geslierd) 1. met lange halen, krachtig voortslepen : lijnwaad in water -. 2. glijden → op het ijs gaan -. 3. door-, uit-, wegglijden : de touwen van de schuit in het water laten -. 4. lopen zonder de voeten goed op te lichten : over de vloer -. 5. doelloos en lang rondlopen : door, langs de straten -. 6.lang...

2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Slieren

staat voor slidderen (Hgd. schlittern = op ’t ijs glijden; vgl. Scklittschuh = schaats), frequ. van slidden = glijden; zie Slede.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLIEREN

SLIEREN - (slierde, heeft geslierd), slingeren, zwaaien: langs de straat slieren; — sleepen, sleuren kapen, ontfutselen; gieren; wegglijden, doorglijden : het touw slierde door mijne hand: — glijden, zich op eene glijbaan vermaken : de kinderen hebben den heelen middag op de sloot geslierd.

2024-04-18
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Slieren

o.w. - Doorslieren, wegglijden, doorglijden. Het touw Sliert door de seizings.