o. sieraden, sieradiën (1 iets, dat de schoonheid van een persoon, van het geheel waartoe het behoort, van zijn omgeving verhoogt; tooi, versiersel; 2 voorwerp van edel metaal, gezette edelsteen enz., waarmee men zich tooit):
1 de smet bleek een sieraad te zijn; hij was een sieraad der balie;
2 gouden sieraden; de sieraden ener R.-K. kerk;
lit. t. ook s i e r a a d'.
Opm. sieraad strekt meestal tot verhoging der schoonheid, versiersel niet.