Gepubliceerd op 11-11-2021

riet

betekenis & definitie

o. (soorten) -en; grassoort inz. in het water of op moerasgrond groeiende; Lat. arundo; een stengel: in ons land groeit het riet in sloten, poelen; Indisch riet, zie rotan; in O.-I. is riet suikerriet, zie riettuin; hij zal het gekrookte riet niet verbreken, hij zal den zondaar door zachtheid opheffen, Matth. 12 : 20; zegsw. de zaken in ’t riet sturen (of: laten lopen), in de war, door onhandigheid of verwaarlozing; het loopt daar in ’t riet, in de war, mis, verkeerd; zie kluitje; nog: een stok van bamboes: een slag met zijn riet; Spaans riet, rotting; zie ook rietje.