1 goot over, h. o'vergegoten (uit het éne voorwerp, vat enz. in het andere gieten; opnieuw gieten): o'vergegoten wijn;
2 overgoot, h. overgo'ten (over iets heen gieten, gietend bedekken): vruchten met gesmolten suiker overgie'ten; fig. met hetzelfde sop overgo'ten, met dezelfde ondeugden.