Gepubliceerd op 11-11-2021

opknappen

betekenis & definitie

knapte op, h. (1), i. (2) opgeknapt (1 reinigen, redderen, opschikken; mooier maken; beter maken, doen herstellen; 2 beter worden; mooier worden; in betere toestand komen):

1. een kamer opknappen; de dokter zal hem wel opknappen; laat hem dat zaakje eens opknappen, in orde brengen;
2. de zieke knapt nu aardig op; het meisje knapt op.