Gepubliceerd op 11-11-2021

onnozel

betekenis & definitie

bn., bw. (eig. onschadelijk: 1 onschuldig, zonder boosheid; 2 licht te bedriegen; dom; 3 onbeduidend; 4 Z.-N. kinds):

1 een onnozel kind, een onnozel schaap, kindje; onnozel bloed vergieten; Z.-N. die man is onnozel, onschuldig;
2 onnozele boeren bedotten; wat een onnozele bloed!
3 een onnozel versje; een onnozel klein stukje taart;
4 Z.-N. men zou er onnozel van worden.