bn., bw. (1 last veroorzakende; moeielijk; 2 erg, geducht; 3 Z.-N. ongesteld):
1 een ongemakkelijke houding, een ongemakkelijk humeur, lastig; een ongemakkelijke jongen;
2 iem. een ongemakkelijk standje geven; ongemakkelijk er van langs krijgen;
3 Z.-N. ongemakkelijk worden.