Gepubliceerd op 11-11-2021

normaal

betekenis & definitie

1. bn., bw. (Fr. normal, Lat. normalis: volgens de regel, regelmatig, gewoon); in normale toestand, de gewone; de pols is het normale verloop ener ziekte, gewoon; de normale arbeidsdag, waarvan de duur vastgesteld is door wet of gewoonte; hij is niet normaal, a) niet wel bij het hoofd, b) dronken; hij denkt niet normaal, regelmatig, gezond;

2. zn. o. normalen: invoering van de normalen, zie normalisatie 2.

< >