Gepubliceerd op 11-11-2021

neerkomen

betekenis & definitie

kwam neer, i. neergekomen (1 op de grond komen [door een sprong of val]; 2 iem. of iets treffen; 3 op zich moeten nemen; 4 de strekking hebben; 5 in beginsel, in hoofdzaak zijn):

1. hij kwam onzacht met een smak neer;
2. de zweep kwam neer op de naakte rug;
3. de zorgen kwamen op haar neer;
4. het ultimatum kwam hierop neer, dat;
5. dat komt alles op hetzelfde neer.