Gepubliceerd op 11-11-2021

mot

betekenis & definitie

I. v. motten; dierk. in het mv. vlindersoort, waarvan de larven een kokertje maken van de stoffen, welke zij aldus vernietigen; Lat. tineïdae: de korenmot, pelsmot, klerenmot; in dit laken is de mot; zegsw. de mot in de maag hebben, erge honger; jenever, dat houdt de mot uit de maag enz., volkstaal.

II. v.; fijne regen, stofregen, alleen nog in motregen; (II=III).

III. o.; turfmolm; ook: schaafsel, afval, spaanders van hout: het weghalen v. h. mot.

IV. v.: iets in de mot hebben, de gaten.

V. v.; (Barg. ruzie): mot hebben met iem., twist; Z.-N. motten krijgen, klappen; waarschijnlijk = mot I.