Gepubliceerd op 11-11-2021

kost

betekenis & definitie

m., in bet. 3 -en;

1. spijs, voedsel: gezonde kost; dat is oude (Z.-N. verwarmde) kost, fig. niets nieuws; dat is dagelijkse kost voor mij, heel gewoon; dat is geen kost voor knapen, dat deugt niet voor knapen; 2. dagelijks levensonderhoud: in de kost zijn bij iem.; met kost en inwoning; een jongen bij iem. in de kost doen; wat doet hij voor de kost?; aan de kost komen met ....;
3. steeds in het mv.: uitgaven, vertering: op kosten van het rijk studeren, op rekening van; iem. op kosten jagen, geld doen uitgeven; het gaat op mijn kosten, ik betaal het; op eigen kosten; dat maakt de kosten (niet) goed; op kosten van ongelijk, die ongelijk heeft, betaalt; zie koste.