m., bet. 2, 3 inslagen (1 het inslaggaren van een weefsel; 2 het ingeslagene, de gekochte voorraad; 3 inleg; ingevouwen strook):
1. schering en inslag, het voornaamste, de gewoonte;
2. een grote inslag van meel, van wijnen;
3. een brede inslag tegen het krimpen nemen.