Gepubliceerd op 11-11-2021

innerlijk

betekenis & definitie

I. bn., bw. (1 zich v. binnen bevindende; 2 wat in het wezen der zaak ligt; waar, wezenlijk, echt):

1. de innerlijke delen der aarde, van het hart;
2. de innerlijke waarde, wezenlijke, echte; ik ben er innerlijk van overtuigd.

II. innerlijke, o. (binnenste): het innerlijk van het menselijk hart.

< >