Gepubliceerd op 11-11-2021

honderd

betekenis & definitie

1. bepaald hoofdtelw. (zelfstandig) tot honderd tellen; nummer honderd, het heimelijk gemak; tien maal tien is honderd; (bijvoeglijk) een eeuw heeft honderd jaren; met weglating van het zn. er waren er over de honderd; wat geef je voor de honderd? ’t is honderd tegen één, de kansen voor de ene mogelijkheid zijn honderdmaal groter dan voor de andere;

2. bn.; zeer talrijk: hij deed mij honderd vragen;
3. o. -en; een honderdtal: deze noten kosten een gulden het honderd, per honderd stuks; geld uitzetten tegen 5 ten honderd, tegen 5%; honderden (van) jaren; bij honderden, honderdtallen; zegsw. dat loopt in ’t honderd, in de war, in ’t wild; hij praat maar wat in het honderd, onzin; in ’t honderd jagen, sturen, werpen, in wanorde;
4. ranggetal (onbuigbaar) bladzijde honderd, de honderdste; nog: hij praat honderd uit, zijn mond staat niet stil; verg. 3.

< >