Gepubliceerd op 11-11-2021

heel

betekenis & definitie

I. bn.;

1. geheel, ongeschonden, in goede staat: het vaasje was nog heel; er bleef geen ruit heel;
2. waaraan geen gedeelte ontbreekt, geheel, onverdeeld: een hele dag; een hele appel;
3. groot, omvangrijk: een hele geschiedenis; het is een hele heer geworden; dat is een hele onderneming, verandering; dat is heel wat, veel! Z.-N. een heel deel, heel wat;

II. bw.;

1. geheel en al; volkomen: de dingen heel doen en niet half;
2. zeer: heel dom; heel veel, erg; verbogen: een hele mooie geschiedenis;
3. zn. (Z.-N.) uit den helen, uit een stuk.

< >