Gepubliceerd op 11-11-2021

gewoon

betekenis & definitie

gewoner, meest gewoon

I. bn. (1 gewend aan, vertrouwd met; 2 de gewoonte hebbende iets te doen of te ondergaan; 3 overeenkomende met gebruik, gewoonte; op gezette tijden terugkerende; gebruikelijk, algemeen aangenomen; 4 zó, als bij vastgestelde orde het geval pleegt te zijn; 5 alledaags; ong. ordinair, vulgair): 1. het zus of zo gewoon zijn; aan iets gewoon raken; het roken gewoon zijn; gewoon (om) te overwinnen;
2. niet gewoon zijn te wachten; zoals de mensen gewoon zijn te doen;
3. het gewoon ontbijt; zijn gewone rondreis; het gewone gebruik; een gewone manier van spreken; de gewone gang van zaken; de gewone betekenis van een woord;
4. een gewoon hoogleraar (tegenst.: een buitengewoon hoogleraar); gewone en buitengewone leden; gewone uitgaven;
5. twee heel gewone stoelen; een gewoon verstand; een gewoon mens; meer dan gewoon, buitengewoon; de conversatie was verschrikkelijk gewoon,

II. bw. (1 op de gewone gebruikelijke wijze; in de gewone gebruikelijke mate; 2 ronduit, zonder enig voorbehoud, gewoonweg):

1. ga gewoon zitten; wees gewoon beleefd;
2. het is gewoon heerlijk.