Wat is de betekenis van gewoon?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gewoon

gewoon - Bijvoeglijk naamwoord 1. zoals gebruikelijk Het is gewoon en niets bijzonders. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg 2. alledaags, normaal Dit zijn gewone mussen. 3. iets ~ zijn:...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gewoon

gewoon - bijwoord uitspraak: ge-woon 1. zonder meer ♢ het was gewoon heerlijk Bijwoord: ge-woon Synoniemen doodgewoon, gewoonweg

2024-04-23
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Gewoon

1. doe maar-, dan doe je al gek genoeg,doe eens normaal. Cliché. Nederland is een door en door burgerlijk land. Met de Nederlandse kleinburgerlijkheid heb ik grote moeite: de kop en het maaiveld, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. (Elsevier, 11/05/96) Grijze muizen a la Wim Kok-type: doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg, ja toch, niet dan?...

2024-04-23
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Gewoon

hip stopwoord: zonder meer, absoluut.

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gewoon

vertroud met; gebruiklik; alledaags, gewoond, gewoon aan, vertroud met.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gewoon

adj. & adv., gewoan; (eenvoudig), sljochtwei, sljochthinne (en wer); (bekend), biwend, hiem; — worden, biwenne; — zijn, wend, woun wêze; uit zijn gewone doen, fan 'e regel, út jins âlde dwaen.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gewoon

gewoner, meest gewoon I. bn. (1 gewend aan, vertrouwd met; 2 de gewoonte hebbende iets te doen of te ondergaan; 3 overeenkomende met gebruik, gewoonte; op gezette tijden terugkerende; gebruikelijk, algemeen aangenomen; 4 zó, als bij vastgestelde orde het geval pleegt te zijn; 5 alledaags; ong. ordinair, vulgair): 1. het zus of zo gewoon zijn...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gewoon

(gә'wo:n) I. bn. en bw. (gewoner, -st) 1. vertrouwd met iets: aan een werk maken, zijn; het zus of zo zijn; ergens zijn; het roken niet zijn; niet de dingen van uit de hoogte te beschouwen; iets niet zijn, het ondraaglijk, afschuwelijk vinden. 2. herhaaldelijk doend of ondergaand: zijn laat op te staan; gelijk, zoals iemand is; niet zijn te...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gewoon

bn. en bw. (-woner, -st of meest -), I. bn., 1. gewend aan, gemeenzaam, vertrouwd met: hij is aan zware arbeid —; wij waren aan elkaar zo — geraakt; ik ben het zo —, het aldus gewend; hij was — na het eten een dutje te doen, had die gewoonte; zoals men — is, zoals men meestal doet; ik ben niet — mij te laten bel...