bn., bw. (1 dezelfde klank hebbend; 2 bij uitbr.: van nagenoeg dezelfde betekenis, dezelfde inhoud):
1. zelden zijn twee piano's, violen enz. gelijkluidend; gelijkluidende woorden, homoniemen;
2. het antwoord was gelijkluidend; een gelijkluidend oordeel; gelijkluidende plaatsen, een zelfde woord, een zelfde uitdrukking in geschriften; nog: een gelijkluidend afschrift, eensluidend.