Gepubliceerd op 11-11-2021

geestelijk

betekenis & definitie

I. bn., bw. (1 op de geest [bet. 1 betrekking hebbend, aan de geest eigen zijnde; tegenstelling van stoffelijk, zinnelijk, lichamelijk; 2 in de gedachten bestaande; 3 op de geest [bet. 6] betrekking hebbende; 4 betrekking hebbende op het onsterfelijke deel van den mens; tegenst. van werelds of aards; 5 op de Kerk en haar belangen betrekking hebbende, door de Kerk ingesteld, aan haar dienst verbonden):

1. geestelijke spijs, voedsel voor de geest; geestelijk blind zijn; geestelijk overwicht;
2. een geestelijk samenzijn; 3. Bijb. van de geestelijke gaven, broeders, en wil ik niet, dat gij onwetende zijt, 1 Cor. 12 : 1; 4. geestelijk lied, lied, dat het hart tot godsvrucht wekt, stichtelijk; iems. geestelijk welzijn; geestelijk drama; zie mysteriespel; geestelijke poëzie, stichtelijke;
5. een geestelijke ridderorde, kerkelijk; een geestelijk gerechtshof; een geestelijk persoon, dienaar der Kerk; de geestelijke staat, stand, het geestelijke kleed, priesterlijk;

II. geestelijke, m. -n (een dienaar der kerk, inz. der R.-K. kerk): een stoet van geestelijken; Anglicaanse geestelijken.