geestelijk
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
geestelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. betrekking hebbend op de geest, de psyche ♢ De pasgeboren baby was geestelijk gezond. 2. betrekking hebbend op godsdienst Woordherkomst afgeleid van geest met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- Synoniemen [1] mentaal, spiritue...
Muiswerk Educatief (2017)
geestelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: gees-te-lijk 1. wat het denken, voelen en willen betreft ♢ geestelijk is hij nog sterk, maar lichamelijk niet 2. wat met godsdienst te maken heeft ♢...
J. van Delden (1982)
op de geest of het goddelijk beginsel van het christendom betrekking hebbend; van het goddelijk beginsel van het christendom doordrongen.
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
moet voor een Christen vóór alles heten al wat door de H. Geest gewerkt, iets van zijn aard vertoont. De geestelijke mens staat dan tegenover de „psychische”, de louter natuurlijke mens, die de Geest niet heeft (Jud. 19) bij Paulus meestal tegenover de zwak-zondige, de ,,vleselijke" mens (bijv. Gal. 3 : 3-6; 5 : 13 vv...
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: