Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- hertzwijn
- hervatten
- herverzekering
- hervormd
- hervormen
- hervormer
- hervorming
- Hervormingsdag
- herwaarts
- herzeggen
- herzien
- herziening
- Hes
- hesp
- Hesperia
- Hesperiden
- Hesperus
- hesselteer
- Hestia
- Hesychasten
- het Groene Kruis, a) Ned. vereniging voor ziekenverpleging en volksgezondheid; b) Oostenrijk: vereniging tot hulp bij ongelukken in het gebergte; groene Donderdag, ook Witte Donderdag; zie ook koren, Pasen, zijde; Z.-N. groene klap, flauwe praat
- hetaere
- hetekoek
- heten
- heter(o)
- heterodox
- heterodoxie
- heterogeen
- heterogeniteit
- heteromorph
- heteronomie
- hetgeen, tgeen, hetgene
- hetman
- hetsel
- hette
- hetwelk, twelk
- hetzelfde
- hetzelve
- hetzij
- heug
- heugel
- heugen
- heugenis
- heuglijk
- heukeling
- heul
- heulbol
- heulen
- heulenteer
- heulsap
- heup
- heupbeen
- heupgewricht
- heur
- heureka
- heuristiek
- heuristisch
- heurst
- heus
- heuselijk
- heusheid
- heuvel
- heuvelig
- heuvelkling
- heuvelland
- heuzig
- hevea
- hevel
- hevelbarometer
- hevelen
- hevig
- hevigheid
- hexaëder
- hexameter
- hg
- HH. EE. GG. AA
- HH. EE. MM
- HH. KK. HH
- HH. KK. MM
- HH. MM
- hiaat
- Hibernia
- hic et nunc
- hic et ubique
- hic jacet
- hic jacet lepus
- hic jacet lepus Lat. hier zit de (eig. haas) moeielijkheid
- hidalgo
- hidjra
- hidrotica
- hidzjra
- hiel
- hielband
- hielbeen
- hieltje
- hiep
- hier
- hiër(o)
- hieraan
- hierachter
