Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Heraclitus
- herademen
- heraldica
- heraldicus
- heraldiek
- heraut
- herbarist
- herbarium
- herbeginnen
- herbenoemen
- herberg
- herbergen
- herbergier
- herbergklant
- herbergzaam
- herbesteden
- herbesteding
- herbivoor
- herboren
- herboriseren
- herborist
- herbouw
- herbouwen
- Hercules (Heracles)
- Herculesarbeid
- Herculeskever
- Herculesknots
- herculisch
- Hercuul
- Hercynisch
- herdenken
- herdenking
- herder
- herderin
- herderinnenhoed
- herderlijk
- herdersambt
- herdersdicht
- herdershond
- herdersknaap
- herdersleven
- herderslied
- herderspijp
- herdersspel
- herdersstaf
- herderstas
- herderstasje
- herdersvolk
- herderszang
- herdoen
- herdoens
- herdoop
- herdopen
- herdruk
- herdrukken
- hereditair
- herediteit
- herel
- heremiet
- heremijntijd
- heremitage
- herenboon
- herendiensten
- herenen
- herenhuis
- herenhuizing
- herenigen
- hereniging
- herenknecht
- herenleven
- herenmolen
- heresie
- herexamen
- herfst
- herfstachtig
- herfstbloem
- herfstdraad
- herfstevening
- herfstig
- herfstkleur
- herfstlandschap
- herfstmaand
- herfstmanoeuvres
- herfstsering
- herfsttekens
- herfsttijloos
- herfsttint
- herfstweder, herfstweer
- herfstzanger
- herfstzon
- herhaald
- herhaaldelijk
- herhalen
- herhaling
- herhalingsgetal
- herhalingsoefening
- herhalingsschool
- herhalingsteken
- herig
- herijk
