Gepubliceerd op 11-11-2021

drietal

betekenis & definitie

o. -tallen: twee -tallen, lijst van 2 x drie personen b.v. bij een sollicitatie; -tand, m. -en (vork, staf met drie tanden, attribuut van Neptunus; zinnebeeld van de heerschappij ter zee): wie zal Engeland de —ontrukken?

-tip, m. -tippen (Z.-N. hoed v. e. R.-K. geestelijke; gmz. een geestelijke); -versnellingsnaaf, v. -naven (naaf aan het achterwiel van een rijwiel enz.): door de — is het mogelijk drie verschillende versnellingen te gebruiken;
-vingerig, bn.: een — blad; -voet, m. -en (driestal, driepoot; treeft; schraag op drie poten): myth. de — van Delphi, zitplaats der Pythia;
-voud, o. -en: twaalf is een — van vier;
-voudig, bn., bw. (uit drie gelijknamige eenheden bestaande): e. — verbond.