boemelde, h. (2), i. (1, 2) geboemeld (1 niet veel uitvoeren, kroegen bezoeken, sjouwen, zich amuseren inz. van studenten; 2 met een boemeltrein reizen):
1. boemelen, maar niet studeren;
2. we moesten boemelen van Utrecht tot Amsterdam.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
boemelde, h. (2), i. (1, 2) geboemeld (1 niet veel uitvoeren, kroegen bezoeken, sjouwen, zich amuseren inz. van studenten; 2 met een boemeltrein reizen):
1. boemelen, maar niet studeren;
2. we moesten boemelen van Utrecht tot Amsterdam.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: