Gepubliceerd op 11-11-2021

afleren

betekenis & definitie

leerde af, heeft (1, 2, 3), is (1) afgeleerd;

1. verleren: ik ben het pianospelen afgeleerd;
2. zich of een ander min of meer opzettelijk iets ontwennen: hij heeft het vloeken wel afgeleerd; ik zal hem die streken wel afleren;
3. iets van iem. leren door af te zien, af te luisteren enz.: als antwoord op onbescheiden vragen: zo leert men de boeren de kunst af.

< >