Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zwarte Zee

betekenis & definitie

(Lat.: Pontus Euxinus), binnenzee tusschen het Balkanschiereiland, Rusland, Kaukasië en Klein-Azië. Opp. (met Zee van Azow) ca. 453 000 km2.

De N. kust is laag en telt vele haff-vormige inhammen (limans), de overige kusten zijn bergachtig. Het Noordelijk gedeelte der zee is zeer ondiep, door ’t daar ver uitstekende vastelandsplat; de eigenlijke kom heeft steile wanden en is 2200 à 2400 m diep.

De bodem is bedekt met blauwachtig slik, rijk aan koolzure kalk. Het oppervlaktewater heeft ten gevolge van den grooten zoetwatertoevoer der rivieren een zoutgehalte van slechts 18‰ (voor de monding van den Donau slechts 9‰) en een temp. ’s zomers van ca. 18° C en ’s winters van ca. 0° C.

Op ong. 45 m diepte volgt een laag koud water met een temp. van ca. 8° C en ca. 20‰, zoutgehalte, welke zich tot ruim 200 m diepte uitstrekt. Beneden 200 à 400 m diepte is er geen watercirculatie meer en is het water koud en zonder zuurstof, het heeft ca. 22,5‰ zoutgehalte.

Het bevat veel zwavelwaterstof, afkomstig van anorganische omzettingen en van bacteriën. Behalve deze bacteriën kunnen hier geen levende organismen meer bestaan.

Door den Bosporus, Zee van Marmora en Dardanellen trekt een zoutarme bovenstroom naar de Middellandsche Zee en in omgekeerde richting een zoutrijkere onderstroom, zonder welke de Z. Z. langzamerhand een zoetwatermeer zou worden.

Het klimaat is zeer verschillend van dat der Middellandsche Zee en veel kouder.

Gem. jaarlijksche luchttemp. 14° C. ’s Winters heeft veel ijsvorming plaats, vooral in Jan. en Febr.

De bocht van Odessa is echter gewoonlijk slechts enkele dagen door ijs bezet. Veelvuldige mist, valwinden en stormen uit het Noorden bemoeilijken de scheepvaart.

De vischvangst is belangrijk (vnl. op steur). De stroomen zijn zwak en onregelmatig, langs den rand van het eigenlijke bekken loopt een stroom, tegengesteld aan de richting van de wijzers van een uurwerk.

De getijden zijn van geringe beteekenis. Wissmann.

< >