(liturgie) vormt met Goeden Vrijdag en Paasch-Zaterdag het Triduum sacrum, d.i. het heilig drietal dagen, gewijd aan de herdenking van Christus’ lijden, sterven en verrijzenis. Liturgisch heet deze dag Coena Domini, d.i.
Avondmaal des Heeren, wijl heden bijzonder het laatste Avondmaal en de instelling der II. Eucharistie herdacht worden.
De volksmond spreekt van W. D., omdat dien dag de priester het witte misgewaad draagt en het altaarkruis tijdens de H.
Mis met een witten doek bedekt is.De W. D. wordt gekenmerkt door de volgende plechtigheden:
a) er wordt slechts één H. Mis opgedragen, waaronder de overige priesters dier kerk de H. Communie ontvangen: herinnering aan Christus, die het H. Misoffer instelde en daarbij aan zijn Apostelen de H. Communie uitreikte. Als bijzonder teeken van blijdschap wordt tijdens het Gloria het orgel bespeeld en luiden de klokken en altaarbellen.
b) In kathedrale kerken heeft tijdens deze H. Mis de wijding plaats der H.H. Oliën.
c) Er worden twee groote hosties geconsacreerd, waarvan er een als gewoon wordt genuttigd, terwijl de andere na de H. Mis in processie wordt overgebracht naar het H. → Graf (zie ald., sub B) en bewaard voor de H. Communie tijdens de plechtigheden van → Goeden Vrijdag (zie ald.).
d) Na deze processie worden de altaren plechtig ontbloot, d.i. onder het bidden van Ps. 21 worden alle voorwerpen van de altaren verwijderd, met uitzondering van het kruisbeeld en de kandelaars.
e) In tal van kerken en kloosters geschiedt de plechtigheid der → voetwassching. Koenders.