Ned. kerkhistoricus. * 28 Febr. 1812 te Dordrecht, † 16 Aug. 1879 te Amsterdam. Hij studeerde in de godgeleerdheid, werd doctor honoris causa in de godgeleerdheid te Leiden (1847) en hoogleeraar in de kerkgeschiedenis en de dogmatiek aan het Athenaeum te Amsterdam (1846; universiteit 1877). Hij was de pionier van de moderne kerkgeschiedschrijving in Nederland; zijn werken munten uit door een ernstig bronnenonderzoek en door een „goede en duidelijke, zelfs aantrekkelijke uitbeelding van de gevonden resultaten”.
In het algemeen staat hij, ofschoon Protestant, onpartijdig en begrijpend tegenover het Kath. verleden.Werken: o.a. Gesch. van het kerkelijke leven der Christenen gedurende de zes eerste eeuwen (21855-’57); Angelus Merula (1855); Johannes Brugman (1854); Kerkgeschiedenis van Ned. vóór de hervorming (2 dln. in 6 banden, 1864-’71).
Lit.: Brugmans, N. Ned. Biogr. Wbk. (VIII, 1162). Willaert.