Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Werkloosheid

betekenis & definitie

beteekent het door economische omstandigheden niet werken van werkwillige en tot werken bekwame personen.

De economische omstandigheden, welke w. veroorzaken, zijn van verschillenden aard. Men onderscheidt vooral drie groepen: seizoenwerkloosheid, conjunctuurwerkloosheid en structuurwerkloosheid.

De minst ernstige is de seizoenwerkloosheid, zooals die door de wisseling der seizoenen, bijv. in land- en tuinbouwbedrijf en bouwbedrijf optreedt. Zijn deze bedrijven goed georganiseerd en worden zij door de invoering van het systeem der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie geheel afdoende georganiseerd, dan kunnen de financieele gevolgen van de seizoenwerkloosheid voor de arbeiders geheel worden weggewerkt. Ook kan, bij goede organisatie, ondanks de werking van den factor natuur, de w. zelf voor een gedeelte worden aangetast.

De conjunctuurwerkloosheid is een gevolg van het omslaan van de conjunctuur van hoognaar laagconjunctuur. De verminderde bedrijvigheid kan zich uitstrekken over een grooter of kleiner gedeelte van het economisch leven, kan in die gedeelten grooter of kleiner omvang aannemen, zelfs met catastrophale gevolgen, zooals na den omslag van de wereldconjunctuur in 1929.

De structuurwerkloosheid is een gevolg van veranderingen op grooter of kleiner schaal in de structuur van het economisch leven. De factoren, die structuurverandering veroorzaken, zijn in onzen tijd vooral drie: mechanisatie, rationalisatie en verandering van het afzetgebied. (Dit laatste vooral door maatregelen van handelspolitieken aard en door verandering in de behoeften en daardoor in de vraag naar bepaalde bevredigingsmiddelen.)

Bestrijding van conjunctuur- en structuurwerkloosheid — die tezamen in onzen tijd het karakter van zgn. „blijvende” w. hebben aangenomen — moet vooralsnog op nationaal-economisch gebied plaats vinden en dan vooral door een geheel van maatregelen, waarbij de landsoverheid over het geheele nationale gebied de leiding neemt. De eerste groep maatregelen, die genomen moeten worden, is groote-werken-politiek op groote schaal, waardoor gedurende een aantal jaren de ramp van het niet-werken zoo goed als geheel wordt weg genomen. Deze maatregelen hebben uiteraard geen blijvend karakter. De gewonnen tijd moet besteed worden om het nationale economische leven en daarin den factor arbeid geheel te organiseeren. Onder de maatregelen, die tot deze categorie behooren, neemt volledige publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisatie een eerste plaats in. Verder: nieuwe regeling van den aanvangsleeftijd der arbeiders, van den pensioenleeftijd der arbeiders met afdoende pensioenregeling, maatregelen van industrialisatie (nieuw mijnwezen), uitbreiding landbouwgebied, emigratie en actieve handelspolitiek, in den zin van uitbreiding van het buitenlandsch en koloniaal handelsgebied, enz. Vgl. ook Werkverschaffing; Werkverruiming.

Een Ministerie van Arbeid wordt, gezien de groote dynamiek in het economisch leven en het dreigend blijvend karakter der w., op den grondslag van publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisatie, een permanente noodzakelijkheid. Lit.: J. A. Veraart, Crisis, crisisbestrijding, crisisministerie (in: Roeping, Nov. 1931); id., Crisis en Regeeringsbeleid (1932); id., Constructieve crisispolitiek (in: Staatkunde, Nov. 1934); id., Sociaal-economische reconstructie van Nederland (Praeadvies Kath. Wet. Ver., Jan. 1936); id., Structuurwerkloosheid (in: Roeping, Febr. 1937); id., Het Plan van den Arbeid (in: Thijmalmanak, Mei 1937); id., Armzalig Werkloosheidsdebat! (in: Roeping, Juni 1938); id., Bestrijding van de blijvende werkloosheid (in: Economisch-technisch Tijdschrift, April, Mei, Juni, Juli 1938); Verbond Ned. Werkgevers, Werkloosheid, werktijd 40 uur? (1933); Th. van der Waerden, Arbeidsbesparing en Werkloosheid (1933); S.D.A.P., Het Plan van den Arbeid.

Veraart.

< >