Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vijgeboom

betekenis & definitie

(Ficus), een plantengeslacht van de fam. der moerbeiachtigen; komt met meer dan 1 000 soorten in de tropen voor en is het grootste geslacht van de bloemplanten. Alle soorten hebben schijnvruchten, die den peervorm hebben en ontstaan zijn uit den vergroeiden bloembodem. In de vijgen vindt men vrouwelïjke en bij de kleine opening aan de platte zijde mannelijke bloempjes. Kleine galwespjes, die zich in vervormde vrouwelijke bloempjes ontwikkelen, brengen, doordat zij een anderen vijg opzoeken om hun eitjes af te zetten, de kruisbestuiving tot stand.

De echte v., F. carica, komt nog wild in de streken om de Middellandsche Zee voor. Hij wordt in alle werelddeelen in warme streken gekweekt. In onze streken kan hij onder bedekking overblijven. De groote handvormig gelobde bladeren zijn ruw.

De vruchten vormen in sommige streken het hoofdvoedsel en worden uitgevoerd uit Klein-Azië en Californië. De sykomoor of ezelsvijg, F. sycomorus, wordt vooral in Afrika gevonden.' In de tropen vindt men verder soorten, die reusachtige boomen worden, maar ook verschillende lianen, die zich om andere stammen slingeren en deze doodwurgen met hun wortels. Bouman.

< >