Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vaderschap

betekenis & definitie

De betrekking van den vader tot het kind, berustend op het feit der voortbrenging; in de natuurlijke zoowel als in de bovennatuurlijke orde. De natuurlijke wordt kort weergegeven in het gezegde: het kind is iets van den vader. Hierop zijn gebaseerd alle rechten (→ vaderlijke macht), maar ook alle plichten, die de vader heeft (in wijderen zin geldt dit ook van de moeder; → Ouderplichten). Het bovennatuurlijke v., gezegd van God jegens den mensch, berust op de aanneming tot kind Gods door de genade (Rom.8.16); ook wordt de mensch door de eeuwige zaligheid in zekeren zin gelijkend op den Hemelschen Vader.

In geestelijken zin bezit de Kerkelijke Hiërarchie het vaderschap over de kinderen der Kerk (→ Bisschop; Pastoor). Keulemans.Onderzoek naar vaderschap heeft in Ned. plaats in verband met een rechtsvordering tegen den vader van een natuurlijk kind, dat niet door hem is erkend, om door een uitkeering in het onderhoud en de opvoeding van dat kind gedurende diens minderjarigheid te voorzien. Vader wordt vermoed te zijn degene, die met de moeder gemeenschap heeft gehad tusschen den 301en en 179en dag vóór de geboorte. Tegen dit vermoeden is echter tegenbewijs toegelaten. Het is daarbij voldoende, dat den rechter de overtuiging wordt verschaft, dat de betreffende man niet de vader is van het kind (B.W. art. 344a). v. d. Kamp.

In België is het onderzoek naar v. enkel toegelaten in de volgende gevallen:

1° Wanneer er is bezit van staat van onecht kind onder de omstandigheden voorzien bij art. 321 B.W.;
2° Indien er gedurende het wettelijk tijdperk der bevruchting heeft plaats gehad schaking met geweld, list of bedreiging, willekeurige hechtenis of opsluiting of verkrachting (B.W. art. 340a. W. 6 April 1908).

Het bezit van staat blijkt uit een voldoende vereeniging van feiten, die de betrekking van afstamming en van bloedverwantschap aantoonen tusschen een bepaald persoon en de familie, waartoe hij beweert te behooren.

De voornaamste van die feiten zijn: dat die persoon altijd den naam gedragen heeft van den vader, van wien hij beweert af te stammen; dat de vader hem als kind heeft behandeld; dat hij voortdurend in de samenleving als dusdanig erkend is geworden; dat de familie hem als dusdanig erkend heeft (B.W. art. 321). Rondou.

Ontkenning van vaderschap. In het algemeen geldt als de vader van een kind de man, met wien de moeder van dat kind op het oogenblik van diens geboorte of op een tijdstip binnen 300 dagen daarvóór was gehuwd (B.W. art. 305 en 310). In bepaalde gevallen echter kan deze man zijn vaderschap ontkennen, waardoor hij niet meer als de vader wordt beschouwd. Ontkenning is mogelijk:

1° Indien het kind geboren is vóór den 180en dag van het huwelijk (op dezen regel bestaat een drietal uitzonderingen; B.W. art. 306);
2° Indien de man sedert den 300en tot den 180en dag vóór de geboorte van het kind in de onmogelijkheid is geweest, met de moeder gemeenschap te hebben (B.W. art. 307);
3° Indien de vrouw overspel heeft bedreven en de geboorte van het kind voor den man verborgen heeft gehouden (B.W. art. 308);
4° Indien het kind is geboren 300 dagen na den dag, waarop een vonnis tot scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan (B.W. art. 309). Het recht van den man tot ontkenning van het vaderschap is aan korte termijnen gebonden (B.W. art. 311).
v. d. Kamp.

In België is de o. v. v. geregeld door de art. 312, 313 en 314 B.W. De gevallen, waarin de ontkenning van v. kan gevraagd worden, zijn nagenoeg dezelfde als in het Ned. recht, behoudens nochtans het geval voorzien onder 4° hierboven. De Belg. wet eischt niet, dat de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed reeds in kracht van gewijsde zou gegaan zijn. De ontkenning van v. kan geschieden, zelfs wanneer er slechts een eisch tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed werd ingesteld en het kind geboren is driehonderd dagen na de beslissing, waarbij de vrouw werd gemachtigd een afzonderlijke woonplaats te hebben, en minder dan honderd tachtig dagen sedert de bepaalde afwijzing van den eisch of sedert de verzoening. Echter is de ontkenning niet meer mogelijk, indien de vrouw bewijst, dat de echtgenooten feitelijk hereenigd zijn geweest (B.W. art. 313, gewijzigd door de wet van 20 Maart 1927). Rondou.