Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Sint Maarten

betekenis & definitie

Heilige, eerste groote abt van het Westen, succesvolle prediker in Gallië. 316/7 te Sabaria (Steinnamanger in Hongarije) uit Romeinsche ouders, † 8 Nov. 397. Als kind werd hij catechumeen, begaf zich op 15-jarigen leeftijd als Rom. ruiter naar Gallië, gaf toen waarsch. te Amiens zijn halven soldatenmantel aan een bedelaar. Na gedoopt te zijn, verliet hij weldra het leger, werd door Hilarius van Poitiers tot exorcist gewijd en keerde naar het land zijner geboorte terug.

Toen hij daar de vijandschap van de Ariaansche bisschoppen ondervond, vestigde hij zich als kluizenaar op het eiland Gallinaria bij Genua en weldra op aansporing van Hilarius te Ligugé, waarheen hij veel volgelingen trok. In 371/2 werd hij tot bisschop van Tours gekozen, maar ook toen zette hij zijn eenvoudig monniksleven voort, nl. te Marmoutier bij Tours, welk klooster spoedig een cultureel middelpunt van Gallië werd, vanwaar vele missionarissen uittrokken. M. kreeg ook invloed aan het keizerlijk hof te Trier, maar toen hij van keizer Valentinianus I en Maximinus vroeg met zachtheid tegen de Priscillianisten op te treden, geraakte hij in ongenade. Hij was een der eerste niet-martelaren, die officieel kerkelijke vereering deelachtig werden.

Reeds onder Clovis I werd hij tot beschermer van het Fransche Rijk gekozen en dientengevolge werd zijn patrocinium verspreid tegelijk met de Frankische heerschappij of geloofsverkondiging. In Ned. wijdde reeds Willibrord een kerk aan St. Maarten, die onder St.

Bonifatius tot kathedraal werd verheven. Vele parochies en kloosters, steden en diocesen namen St. Maarten tot patroon.

Zijn graf werd tot in de late M.E. door talrijke pelgrims bezocht; zijn relieken moesten in den Noormannentijd verplaatst worden; in 1323 werden zij plechtig naar Tours teruggebracht, maar in 1562 door de Hugenoten verstrooid. De St. Maartensmantel, capella, werd een rijkskleinood, waarop men in den Merovingischen tijd onder eede oorkondigde; hij werd in den strijd medegevoerd en aan het hof met de grootste zorg bewaard op een plaats, die ook den naam capella kreeg (➝ Kapel).

Hoofdfeestdag 11 Nov. Translatio: 12 Mei.Lit.: Sulpicius Severus, Vita S. Martini, Corpus Script, eccles. Lat. (CVII, 216).

Biographieen: J. H. Reinkens (Breslau 1866); A. Lecoy de la Marche (Tours 21890); C. W. Otton (Londen 1906); A. Reignier 1929) C. H. v. Rhijn (21912); P. Monceaux (Parijs 1926); L. Ladoue (Marseille 1930). Post.

In de iconographie is M. veelvuldig behandeld. Gewoonlijk als soldaat te paard, terwijl hij zijn mantel stuk snijdt voor een bedelaar: op miniaturen vanaf de 11e eeuw, ook in het Getijdenboek van Anna van Bretagne; op de portalen te Chartres en Parijs, verder beeldhouwwerk van Guido da Como te Lucca; ook Rubens en Van Dijck. Soms als bisschop met mijter en staf (Simone Martini in Assisi), naast St. Valentinus brood uitreikend aan de armen, met bedelaar (Gerard David). Verder zijn bekend de St. Maartens-Mis (Le Sueur), St. Maartensdag (Breughel) en uitzonderlijk in Beieren M. met een gans naast zich. Lit.: K. Künstle, Ikononogr. der Heiligen (438-444).

p. Gerlachus.

St. Maartensgebruiken. De St. Maartensvuren moeten beschouwd worden als gekerstende Germaansche noodvuren ter wering van besmettelijke ziekten onder menschen en vee en ter bevordering der vruchtbaarheid; vroeger ging men met fakkels door de velden; kaarsjes of lampions, waarmee de kinderen rondtrekken onder het zingen van bepaalde liederen (ook wel wordt een rondedans uitgevoerd en over de vlammetjes gesprongen), hebben bijna overal de fakkels vervangen. De St. Maartensvogel, waarvan sprake is in de liederen, is de specht (Picus maior). Sint Maarten als kindervriend treedt in vele plaatsen op als Sinterklaas en brengt versnaperingen. De St. Maartensdag staat aan het begin van het oude Joeltijdperk en werd zoo de eerste smuldag van den winter: men denke aan de Sint-Maartenshoorntjes, een soort koeken, en de Sint-Maartensganzen; de heilige wordt ook met een gans afgebeeld. De Sint-Maartensminne was oorspr. een heidensche offerdronk. De Sint-Maartensgard in Beieren, ter beschutting van het vee tegen onheil, staat met het vruchtbaarheidsbegrip in verband. Tot 1805 bestond op de Wielsche hoeve in de Meierij van Den Bosch het „St. Maartens-cijnsmaal”, waarbij de pachters onthaald werden in een stal: een hunner zat met den staart van een koe om zijn hals, een tweede op een mesthoop, enz.

Lit.: Achille Dupuy, Leven van den H. Martinus, vertaald door fr. M. Bonaventura Leus (1909); Jos. Schrijnen, Ned. Volkskunde (I 21930); H. H. Knippenberg, Sintermertesveugelke, in Limburg’s Jaarboek (1911, 75 vlg.); W. A. P. Smit, Folklore (1929, 46-48; over het St. Maartens-cijnsmaal). Knippenberg.