Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Rutten (persoon)

betekenis & definitie

1° Felix, schrijver. * Sittard 1882. Gehuwd met MarieKoenen.

Figuur uit de periode van Van onzen Tijd, onder invloed der tachtigers. In: den beginne zeer geëerd, later minder geacht, nu weer meer gewaardeerd.

Dichter (goede natuurpoëzie), dramaticus en (voornamelijk) schrijver van reisverhalen. Ook auteur van een roman en enkele novellen.Werken. O.m. : proza: Landen en Lien (1914); Limburgsche Sagen en Legenden; Onder den Rook der Mijn; Levenswijding. Poëzie: Goede ,Vrijdag (1914); Sonnetten (1921) ; De verzonken Tum (1923) Drama s : Eva's Droom ; Hagar (1917) ; Jessonda (1920).

Lit.: P Kerstens, De katholieke Litter. sinds de Hervorming (z.j.). Vermenen.

2° George, (p. Ceslas), Belg. Dominicaan. * 10 Aug. 1875 te Dendermonde. Richtte in 1904 te Gent het Secretariaat op der Christene Beroepsvereenigingen, dat later is uitgegroeid tot het Algemeen Christelijk Vakverbond van België. Is sinds den beginne de groote voorman der Christelijke Sociale Beweging van België en is nog steeds directeur van het Alg. Secretariaat der Christelijke Soc. Werken te Brussel. R. is sinds 1921 gecoöpteerd senator ; verder is luj lid van den Hoogeren Arbeidsraad en beheerder van tal van caritatieve instellingen.

Voorn. werken: Manuel d’Etudes et d’Action Sociale; De Sociale Leer der Kerk.

3° Lodevicus Hubertus, Nederlandsch stichter eener congregatie. * 8 Dec. 1809 te Maastricht, ✝ 16 Dec. 1891 te Thienen; priester gewijd m 1837. Groot ijveraar voor godsdienst en onderwijs, stichtte 21 Növ. 1840 de Congregatie der Broeders van de Onbevl. Ontvangenis tezamen met broeder Bern. Hoecken. R. was behulpzaam bij de vestiging van vsch. kloosters te Maastricht, zooals de Ursulinen in 1850, de Jezuïeten in 1853 en de Soeurs de la Miséricorde in 1856. Thewissen.

Lit.: Blonden, De straatnamen van Maastricht (1933).

4° Martinus, bisschop van Luik. * 18 Dec. 1841 te Ophoven, ✝ Juli 1927 te Luik. Doctor in de godgeleerdheid; 1901 tot bisschop benoemd en 6 Jan. 1901 gezalfd. Heeft hij in den beginne misschien met al te klaar gezien in de sociale toestanden, later werd hij de redder van het Katholieke Limburg en onder zijn stuwkracht ontstonden in het bisdom een rectoraalschöol, twee normaalscholen, acht bisschoppelijke colleges en twaalf vaken ambachtsscholen. In den Vlaamschen strijd was hij zijn levenlang een vooraanstaande werker, die zich door niets liet tegenhouden ih het betrachten van zijn ideaal.

Lit. : Ons volk ontwaakt (1927). Allossery.

< >