Javaansch, uit ra-adi-an, van adi, voornaam, derhalve beantwoordende aan Ned. „hoogheid”, titel, die op Java en in gebieden, welke aan Java onderhoorig zijn geweest, gedragen wordt door mannelijke zoowel als vrouwelijke afstammelingen van een vorst, veelal in combinatie met een standsaanduiding, bijv. radèn mas, een rangaanduiding, bijv. radèn ngabèhi, of een geslachtsaanduiding (radèn ajoe, mevrouw, raden adjeng, freule). De titel kan zelfstandig gebruikt worden als vocatief, of door een eigennaam (zoowel nomo alit als nomo sepoeh; → Naamkunde) gevolgd worden.
Buiten de Vorstenlanden verleent ook het Indische Gouvernement den titel van r. wel eens. Berg
