1° Bij riviermetingen een denkbeeldige lijn dwars over een rivier, ten opzichte waarvan men de juiste plaats van de te verrichten dieptemetingen (peilingen) en stroomsnelheidsmetingen (door middel van drijfproeven e.a.) kan vast legden. Een r. wordt uitgezet door op beide rivieroevers twee palen of jalons in één lijn te plaatsen.
In Ned. zijn bij de groote rivieren op regelmatige afstanden vaste r. uitgezet met behulp van steenen paaltjes, de zgn. hectometer- en kilometerraaien.2° Voorafgaande aan de verturving van het hoogveen worden in het natte veen slooten gegraven ter ontwatering, en wel op de plaats, waar later het hoofdkanaal (hoofddiep) komt: de zgn. hoofdraai, waar de zijkanalen (wijken) komen: de wijkraaien, met tusschen twee wijken in de ruggeraai, later zwetsloot genoemd. Op afstanden van één bonk, d.i. ca. 8½ m, ter weerskanten van de hoofdraai en de wijkraaien worden dan nog greppels of kruisen ter verdere ontwatering gegraven.
P. Bongaerts/Dewez.
