Reeds de Egyptenaren kenden p. voor mannen en vrouwen. Zij hadden zware afhangende, met lint doorvlochten lokken, die veelal van plantenvezels waren gemaakt en voortdurend vet gehouden moesten worden door middel van een zalfkegel, dien men op het hoofd droeg.
Ook de Oude Perzen hebben de p. gekend en in Klein-Azië verbreid. In Griekenland werd de p. vnl. alleen op het tooneel gedragen.
De Romeinen daarentegen kenden de p. ook weer in het dagelijksch leven. Speciaal sedert het begin van den keizertijd werden p. veel gedragen.
Bijzonder in trek daarvoor was het blonde of rossige haar der Germanen.In West-Europa kwam in de 15e eeuw, tijdens Philips den Goeden, een kleine p. op, die als een kapje slechts een gedeelte van den schedel rondom de kruin bedekte. Anderen lieten het haar in dien vorm knippen en al het overtollige wegscheren. Koningin Elisabeth van Engeland bezat vele pruiken. De bloei van de p. dagteekent echter vooral uit de 17e eeuw, toen nl. sedert 1630 voor mannen langer haar in de mode kwam. Lodewijk XIV nam eerst na 1670 de p. aan. Als allonge-pruik kreeg deze toen een typisch Barokken vorm, met hooge lokken ter weerszijden boven het voorhoofd en een menigte krullen, neervallend op rug en schouders.
Vaak werd deze p. van vlas gemaakt. Sedert het begin van de 18e eeuw werd de p. gepoederd. Tevens ontstond de neiging om haar in het dagelijksch leven te vereenvoudigen. Men bond de uiteinden der lokken in eenige staartjes te zamen; iets later vereenigde men deze op den rug in den haarzak, die geleidelijk tot een smal staartje werd. Boven de ooren ging men toen eenige horizontale krullen dragen. Oudere heeren, geestelijken enz. droegen gaarne de carré pruik, die in den nek rondom was afgesneden.
Kort voor de Fr. Revolutie nam de p. der mannen enorm in omvang toe, daarin gelijken tred houdend met de ontwikkeling der dameskapsels. Sedert 1790 droeg men echter meer en meer het eigen haar. De p. van I8e-eeuwschen vorm bleef in Engeland nog zeer lang bestaan bij geestelijken en nu nog is zij er in gebruik als onderdeel van het ambtscostuum van speaker en secretarissen van het Lagerhuis en bij rechters en advocaten.
Bij livreidracht kan de p. nog in verschillende landen voorkomen (in Ned.: de koetsier van de Gouden Koets). Zie ook het art. → Haardracht met daarbij voorkomende afbeeldingen. v. Thienen