Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Piepers

betekenis & definitie

(Anthus), vogels, met de kwikstaarten de fam. der Motacillidae van de zangvogels vormend. In onze streken telt men vier soorten: → groote p., → duinpieper, → boompieper en → graspieper. Zij hebben de grootte van een flinke musch, een bruinachtige grondkleur met vlekken en strepen geteekend. Bijz. lange achterteen, waardoor zij tusschen heide en gras gemakkelijker loopen. Bernink.

< >