(Gr. phulè = stam), in Oud-Griekenland een bevolkingseenheid, gevormd door de vereeniging van vsch. (in Oud-Attica 3) → phratrieën. De vier Oud-Attische ph. omvatten samen 360 genè of oudadellijke geslachten. De volburgers der Dorische staten (bijv. Sparta) waren gegroepeerd in 3 ph., die elk 10 oobai of phratrieën bevatten.
Elke stam had zijn eigen stamkoning, met religieuze bevoegdheden, en zijn eigen cultus. Solon stelde boven de oude Attische, op verwantschap steunende ph. 4 cijnsklassen in; onder Clisthenes, die de bevolking hergroepeerde in 10 nieuwe, zuiver administratieve ph., behielden de oude ph. nog enkel een religieuze beteekenis. Zie ook → Phratrie. V. Pottelbergh.