Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Omzetbelasting

betekenis & definitie

I. Algemeen

De o. kan worden beschouwd als een indirecte belasting op de door de individuen gedane verteringen. Zij komt in verschillende vormen voor. In Duitschland wordt zij geheven van elken omzet van goederen en diensten, mits die omzet in een onderneming is verkregen. In dit systeem is het mogelijk, dat één bepaald goed op zijn weg van oerproducent tot consument 5 of 6 maal wordt belast. De Duitschers spreken daarom van „Lawinenoder Kaskadensteuer”. Elders gaat men minder ver. Zoo wordt in eenige landen de omzet van ondernemingen, die diensten bewijzen, niet belast; de belasting is dan beperkt tot de levering van stoffelijke goederen. Een verdere beperking heeft plaats, indien bepaalde omzetten worden uitgeschakeld, bijv. die van de oerproducenten of van de laatste phase (in het algemeen: de overdracht door kleinhandel aan consument). De bezwaren verbonden aan een „meermalige heffing” heeft men in Oostenrijk trachten te ondervangen door een tarieflijst, waarin voor elke warengroep is aangegeven, met welk percentage zij één keer in het geheele productieproces wordt belast. Bij het vaststellen van dit tarief is het gemiddeld aantal omzetten van het betreffende goed in aanmerking genomen. In België en Frankrijk wordt een forfait-tarief toegestaan, waardoor men tegen een verhoogd percentage de meermalige heffing in één keer afkoopt. In Ned. wordt elk goed op zijn geheelen productieweg ten slotte maar één keer belast. Zulks brengt echter noodzakelijk mede een ingewikkeld stelsel van teruggaven en vrijstellingen.

Lit.: Popitz, Umsatzsteuer (in Handwörterb. der Staatswissenschaften; IV, 373 vlg.); Terhalle, Finanzwissenschaft (1930, 426 vlg.).

II. Nederlandsch belastingrecht De o. wordt geheven krachtens de wet van 7 Nov. 1933, Stbl. 546, en de daarop gegronde voorschriften van Kroon en minister van Financiën. Criterium van de heffing is (verkort aangeduid): de levering in Nederland door fabrikanten van roerende goederen krachtens overeenkomst van koop en verkoop of eenige andere overeenkomst. Op elk van de gespatieerde woorden komt het aan. Niet belast worden dus o.a. de „levering” van onroerende goederen, de leveringen door grooten kleinhandelaren, het presteeren van diensten. Het begrip „fabrikant” is zeer ruim. Hieronder vallen bijv. de landbouwer, de smid, de tandarts (voor de door hem vervaardigde gebitten), de apotheker.

Aangezien over het eindproduct slechts éénmaal belasting wordt geheven (zie onder I), kan de fabrikant teruggaaf krijgen van de belasting, welke reeds was betaald over de door hem verbruikte gronden hulpstoffen. Ten einde deze teruggaven zooveel mogelijk te beperken, laat de wet vrijen inslag zonder formaliteiten toe van vsch. met name genoemde goederen, welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend als grond- of hulpstof worden gebezigd (tabel B II). Bovendien kan een fabrikant in plaats van teruggaaf te vragen de door hem benoodigde gronden hulpstoffen belastingvrij inslaan, indien hij vergunning heeft tot het bezigen van „bestelorders” (art. 19).

De tabel B — onderverdeeld in de gedeelten I en II (in I is o.a. vrijstelling opgenomen voor brood, aardappelen, enz.) — bevat goederen, welke van de belasting zijn vrijgesteld; de tabel A houdt de goederen in, waarvoor een verhoogde heffing van 10 % (het normale tarief is 4 %) geldt, dit zijn de zgn. weeldegoedereu.

De belasting wordt voldaan door het plakken van zegels op of het stempelen van de factuur. In vele gevallen is het echter mogelijk de belasting door middel van een aanslag te voldoen. Bezwaren tegen een aanslag, tegen het niet verleenen van teruggaaf, enz. moeten worden ingebracht bij den inspecteur der invoerr. en accijnzen met beroep op de → Tarief commissie.

Bij invoer van in Ned. met o. belaste goederen wordt aan de grens een „plaatsvervangend” invoerrecht van 4 % c.q. 10 % geheven. Juridisch is dit een „bijzonder” invoerrecht. Zie Invoerrechten (sub I, C, 3° en 5°, en sub II aanhef). Teneinde de Ned. industrie tegenover buitenlandsche leveranciers schadeloos te stellen voor de lasten en de moeiten, welke voor haar uit de Omzetbelastingwet voortvloeien, wordt bij invoer mede een„compenseerend” invoerrecht geheven van 1 % c.q. 2 %, van die goederen, welke hier te lande noemenswaard worden geproduceerd. Zie → Invoerrechten (sub I, C, 4°).

III. Voor Belgisch belastingrecht, zie→ Overdrachttaks.

Lit. : v. d. Berge-de Vries, De O. (21935; commentaar) ; de Willigen, De Vakstudie (dl. XIX ; „naslag”werk, wordt met suppl. bijgehouden). M. Smeets.