(object = voorwerp),
1° in de grammatica een afzonderlijke naam voor de bepaling van gesteldheid, tweede soort. Bijv. Ik vind Noortje een prettig meisje. Zie ➝ Bepaling; Praedicatief.
Lit.: C. H. den Hertog, De Ned. taal (2 dln. 1903-’05); J. v. Ginneken, Roman van een kleuter (1922).
2° (Optica) Alg. naam voor die lens of dat lenzensysteem van een optisch instrument, dat het dichtst bij het voorwerp (object) ligt. Een alg. constructie kan voor het o. niet aangegeven worden: alnaargelang van het doel van het optisch instrument treden sommige eischen voor de correctie van beeldfouten op den voorgrond en bepalen de samenstelling van het objectief. Zie ➝ Kijker; Microscoop; Photographie.