Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nicea

betekenis & definitie

Antieke stad in Phrygië, in Klein-Azië. Nog vele ruïnen zijn over.

Ca. 310 v. Chr. gesticht door Antigonus.

Was reeds vroeg zetel van een bisschop.Concilies van Nicea Het eerste algemeen concilie werd in 325 te N. gehouden. Het geldt als algemeen concilie, omdat het Westen officieel vertegenwoordigd was door twee pauselijke gezanten, Victor en Vincentius. Overigens waren deze beiden met Hosius van Cordova de eenige Westerlingen op een totaal van ong. 300 bisschoppen. Het was bijeengeroepen door keizer Constantijn, maar door het zenden van gezanten betuigde paus Sylvester zijn instemming. Constantijn hield een openingsrede en bleef het concilie bijwonen. Hoofdzaak was: de dwaalleer van Arius.

Zijn zelfverdediging kon niet baten, zijn leer werd veroordeeld, zijn geschriften werden verbrand en hijzelf ging in ballingschap. De diaken Athanasius was een der hoofdpersonen op het concilie. De zuivere leer omtrent de Godheid van Christus werd vastgelegd door eenige wijziging en toevoeging in de geloofsbelijdenis. Er werden verder een aantal canones opgesteld van hoofdzakelijk disciplinairen aard. Canon 6 is van belang, omdat daardoor Rome, Alexandrië en Antiochië patriarchale zetels werden.

Lit.: Hefele-Leclercq, Hist. d. Conciles (I, 282 vlg.); A. d’Alès, Le dogme de Nicée (1926); Franses, Bij het eeuwfeest van N. (in: Hist. Tijdschr., IV 1925).

Het zevende algemeen concilie werd in 787 te N. gehouden naar aanleiding van den ➝ Beeldenstrijd. Nadat vorige keizers aan dien strijd hadden deelgenomen en een synode van Konstantinopel in 753 de beeldenvereering had veroordeeld, kwam er een gunstige wending onder keizerin Irene. Toch duurde het nog 7 jaar, eer zij haar plan kon doorvoeren en het concilie in de Aya Sophia bijeenkwam. Paus Hadrianus I had afgezanten gestuurd. Zijn brieven werden voorgelezen en met acclamaties ontvangen. De zaak was ten gunste der beeldenvereering beslist.

Lit.: Hefele-Leclercq, Hist. d. Conciles (III, 741 vlg.).

Geloofsbelijdenis of symbolum van Nicea De zuivere leer omtrent de Godheid van Christus werd op het eerste concilie van N. vastgelegd in een decreet in den vorm van een symbolum. Men nam daartoe het symbolum der Kerk van Caesarea, maar wijzigde dit om nog scherper de ware leer te doen uitkomen tegenover de dwaling van Arius. Het tweede lid werd daarom aldus geformuleerd: (ik geloof in:) „den Zoon van God, voortgebracht door den Vader als eengeborene, dat is uit het wezen van den Vader, voortgebracht, niet gemaakt, mede-zelfstandig met den Vader”. Dit medezelfstandig (consubstantialis, homoousios) werd het wachtwoord der orthodoxie. Later werd dit symbolum uitgebreid en omdat men meende, dat dit gebeurd is op het concilie van Konstantinopel 381, noemde men het: Nicaeno-Constantinopolitanum. Dit werd de geloofsbelijdenis der Oostersche Kerk.

De Westersche hield vast aan het oude Symbolum Apostolorum, maar nam later toch het Nicaeno-Constantinopolitanum in de liturgie op. We kennen het als het Credo der H. Mis. Een tijd lang werd dit ook in het Westen in de Doopliturgie gebruikt, maar ten slotte behield daar toch het kortere Symbolum Apostolorum de overhand. Franses.