Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Moabieten

betekenis & definitie

Een Semietische volksstam ten O. van den Jordaan. Volgens Gen.19.37 stamden zij af van Moab, een zoon van Lot en diens oudste dochter. Daar Lot een neef was van Abraham, den stamvader der Israëlieten, waren de M. ten nauwste met de Israëlieten verwant, hetgeen ook blijkt uit de Moabietische taal, die maar weinig van het Hebreeuwsch verschilt.

Oorspr. bewoonden ze het gebied tusschen de Wilgenbeek (nu Wadi el Hasa) in het Z., en den Jabbok in het N.; werden echter door de Amorieten onder Sehon tot den Amon teruggedrongen (Num.21. 26). Het deel van Transjordanië tegenover Jericho bleef echter „steppen van Moab” heeten. Bekende steden: Kir Moab, de hoofdstad (➝ Kerak); ➝ Dibon; ➝ Medeba; ➝ Hesebon.Het eerste contact tusschen M. en Israëlieten vond plaats tijdens den woestijntocht (Num.25.1-3). Koning der M. was toen Balak. Sindsdien zijn de wederzijdsche betrekkingen altijd gespannen gebleven, zoodat volgens Deut.23.4 de kinderen van een Israëliet en een Moabiet of Ammoniet zelfs in het tiende geslacht niet tot godsdienstige gemeenschap met de Israëlieten werden toegelaten. Het gebied tusschen Amon en Jabbok, dat de Israëlieten op Moab veroverd hadden, werd toegewezen aan den stam Ruben (Jos.13.15-20). die echter altijd om hun bezit hebben moeten strijden. Tijdens de Rechters werden ze 18 jaar door den Moabietischen koning Eglon onderdrukt (Jud. 3.12-30). In dezen tijd stonden de M. nog sterk onder den invloed van Egypte.

Ook Saul moest tegen hen strijden (1 Reg. 14.47). David stond aanvankelijk op goeden voet met de M.; hij vertrouwde aan den koning van Moab de zorg voor zijn familie toe (1 Reg.22.3-5). De relaties werden echter gespannen, en David maakte Moab schatplichtig. Vanaf het schisma behoorde Moab tot het Noordrijk. Na den dood van Achab vielen de M. onder koning Mesa af; de daaropvolgende oorlog van de vereenigde machten van Judea en Israël eindigde onbeslist (4 Reg.3.4-27; een verslag van opstand en veldtocht ook in den Steen van ➝ Mesa). Later teisterden de M. herhaaldelijk Palestina, zoodat ook de profeten de heftigste verwijten naar het onbetrouwbare broedervolk slingerden en hen met Jahwe’s straffen bedreigden.

De Assyrische koningen hebben zich ook van de M. meester gemaakt. Sargon II (721705) noemt hen onder de door hem onderworpen volken, Sennacherib (705-681) ontvangt tribuut van koning Kamoesoenadbi der M., Asarhaddon (680-669) van Moesoeri. Tijdens Assoerbanipal (669-639) wordt een zekere Kamasjalti als koning genoemd. Volgens Flavius Josephus werden de M. door Neboekadnezar bij het Nieuw-Babylonische rijk ingelijfd; tijdens de Perzische heerschappij raakten ze onder invloed van de Arabieren, en werden ten slotte bij het rijk der Nabateeën ingelijfd. Sinds 105 v. Chr. maakten ze deel uit van de Romeinsche Provincia Arabia, in den Byzantijnschen tijd van Palaestina Tertia, later bezweken ze onder den druk van den Islam.

Godsdienst Hun godsdienst was evenals die der Ammonieten en Edomieten polytheïstisch. Voornaamste godheid was ➝ Chamos, die, althans in oorlogstijd (4 Reg.3.27), ook door menschenoffers vereerd werd. Verder vermeldt Num. 25.3 den eeredienst van Baäl Phegor.

Lit.: A. Musil, Arabia Petraea. I Moab (Weenen 1907); E. Hommel, Ethnologie u. Geogr. des Alten Orients (München 1926) ; G. Horsfield en H. Vincent, Une stéle égypto-moabite au Balou’a, in Revue biblique (jg. 1932, 417-444).

A. v. d. Born.