Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lutheranisme

betekenis & definitie

Leer. Onder L. is te verstaan het godsdienstig en kerkelijk systeem, zooals het door Luther en diens volgelingen is verkondigd. Reeds bij zijn leven, maar vooral na zijn dood openbaarden zich twee richtingen, de streng-orthodoxe van Luther (vgl. → Luther, sub Leer) met als centra Weimar en Jena, de meer gemitigeerde met Wittenberg en Leipzig als middelpunt.

De leider dezer laatste, Melanchton, kwam op voor de door Luther verloochende vrijheid van den wil en de noodzakelijkheid om met de genade mee te werken. Hij naderde in de Avondmaalsleer de Zwingliaansch-Calvinistische opvatting, doch in de rechtvaardigingsleer is hij practisch Katholiek. Als gevolg daarvan heerschte er onder de Lutherschen van 1540 tot 1580 onafgebroken meeningsverschil: de → Avondmaalsstrijd, de → Adiaphoristische, de → Osiandrische, de → Majoristische, de synergistische strijd.

Door de groote zeggingsmacht der wereldlijke overheid had bijna ieder vorst de Luth. leer in een eigen belijdenis vastgelegd, zoodat er haast evenveel streng gehandhaafde confessies als territoria waren. Eenheid bracht de in 1580 aan het slot van het Concordiënboek gepubliceerde → Formula Concordiae met een sterk op den voorgrond tredenden leerdwang. Hiermee begon voor het L. een tijdperk van orthodoxie.

Onder leiding van Spener en Francke werd in de 17e eeuw de Luth. orthodoxie verdrongen door het meer op het gemoed ingestelde Luth. piëtisme met de theol. faculteit van Halle als middelpunt. Deze strooming moest in de 18e eeuw weer plaats maken voor de streng intellectualistisch georiënteerde Aufklarung met Leibniz en Chr. Wolff als propagandisten en Frederik den Grooten als begunstiger.

Onder invloed van de Romantiek, van de teleurstelling over de Revolutie, de bevrijdingsoorlogen, het onbevredigende van het rationalisme op religieus gebied, ontwaakte ook bij de Protestanten een dieper zieleleven. Zoo volgde na vsch. godsdienstige experimenten (Schleiermacher, Neander, Tholuck) sinds 1817 onder Klaus Harms een krachtige terugkeer tot de Luth. orthodoxie. Door ingrijpen van de regeering kwam nu eerst in Pruisen, later ook in andere Duitsche staten, de vereeniging van Lutheranen en Gereformeerden tot stand (de Deutsche Evangelische Kirche).

Vele Lutheranen waren van dien dwang afkeerig en scheidden zich onder den naam van Oud-Lutheranen in een vrije I.uth. Kerk af. Na veel strijd werden ook zij in 1845 door den Staat erkend.

Vgl. ook de art. → Hervorming; Protestantisme.Lit.: Zie hiervoor de afzonderlijke in dit artikel besproken trefwoorden en de handboeken van De Jong, Hauck e.a. Wachters.

Verbreiding. Het L. heeft zich vooral verspreid ra Duitschland, Denemarken en de Skandinavische landen. Het getal aanhangers in zijn diverse vormen bedraagt in Europa en Amerika ca. 65 millioen, waarvan Duitschland alleen 42 millioen. In Nederland zijn de oudste gemeenten die van Amsterdam, Woerden en Bodegraven : oudste kerkelijke ordinantie 1597. In 1605 ontstond de Luth. Fratemiteit, die ca. 1614 tot het Luth. Kerkgenootschap uitgroeide. De Luth. gemeenten waren zelfstandig en werden met gesubsidieerd. Het rationalisme der 18e eeuw richtte in de Luth. gemeenten groote schade aan. In 1791 scheidden de orthodoxen zich af en stichtten de Hersteld-Evangelisch-Luthersche Kerk. De overblijvende predikanten waren grootendeels modern. Hun opleiding genieten zij aan het Seminarium te Amsterdam. De Luth. kerk telt ca. 70 000 leden, de Hersteld-Ev.-Luth. Kerk heeft slechts 8 (orthodoxe) gem. met ca. 20 000 leden.

Lit : J. W. Pont, De Luth. Kerk in Ned. (1908).

In België drong het L. reeds heel vroeg door (1519 in Antwerpen), doch het heeft er ten slotte geen stand kunnen houden. Voor den toestand op het oogenblik ontbreekt een officieele statistiek; het aantal Lutheranen is in alle geval gering. Lammertse

< >