Chemicus, bioloog en geneesheer. * 27 Dec. 1822 te Dole (Fr. Jura), ♱ 28 Sept. 1895 te Villeneuve l’Etang bij Parijs. Doctor in de natuurwetenschappen in 1847. Zijn leermeesters waren Balard, Biot, Dumas, allen beroemdheden.
Zijn eerste ontdekking was de stereo isomerie van de kristallen van wijnsteenzuur. In 1849 werd hij leeraar te Dijon en in 1855 deken van de natuurwetensch. faculteit te Rijsel; bestudeerde daar de gistingen, éérst van het bier, en ontdekte, dat gisting ontstond door levende organismen (schimmels). P. kreeg hierdoor groote reputatie. Werd in 1857 prof. aan de Ecole Normale.
Bestudeerde nu de generatio spontanea, en wist door beroemde en zeer ingenieuze proeven te bewijzen, dat leven slechts uit leven ontstaat. Nu vatte hij het denkbeeld op, dat ook besmettelijke ziekten en ook wondinfecties door microben worden veroorzaakt. De regeering droeg hem op, de ziekte der zijdewormen te bestudeeren, die toen de geheele zijdecultuur dreigde te vernietigen. P. slaagde hierin, werd in 1867 prof. aan de Sorbonne en begon in 1873 de wondinfectie te bestudeeren bij veeziekten, nl. miltvuur en kippencholera.
In 1879 vond hij de immunisatie uit; dieren, die met een verzwakt vergif van miltvuur werden ingespoten, waren daarna voor miltvuur onvatbaar. In 1882 werd hij lid van de Académie Française. In 1885 vaccineerde hij den eersten patiënt, die door een dollen hond gebeten was. Hierdoor werd zijn beroemdheid populair.
In 1888 werd het Institut Pasteur geopend, dat als model gediend heeft voor vele analoge instellingen. Hij leefde en stierf als een geloovig en vroom Katholiek. — Zie ook → Pasteuriseeren.Lit. : Valléry-Radot, La Vio de P. (1900) ; E. Duclaux, P. hist. d’un esprit; Roux, L’oeuvre médicale de P.; Th. Schlichting, L.P. (1937). Schlichting.