Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lombok (eiland)

betekenis & definitie

Eiland behoorende tot de kleine Soenda-eilanden, gelegen tusschen de eilanden Bali en Soembawa, en daarvan gescheiden resp. door Straat Lombok en Straat Alas. Administratief vormt het eiland de afd. Lombok van de residentie Bali en Lombok, en wordt verdeeld in de onder-afdeelingen West-, Midden- en Oost-Lombok; opp. 4728 km2; ruim 700 000 inw., w.o. ca. 150 Europeanen, 3300 Chineezen en 1000 andere Vreemde Oosterlingen.

Onder de Inlanders zijn ca. 320 000 Sasaks en 14 500 Baliërs.Het eiland bestaat uit drie gedeelten, een hoog gebergte in het N., een lager kalkgebergte in het Z. en daartusschen een laagvlakte, loopend van O. naar W., die in het midden het hoogst is, zoodat ze in een Oostelijke en een Westelijke vlakte verdeeld wordt. De goedbevloeide Westelijke vlakte is geheel bebouwd, de Oostelijke is veel minder goed van water voorzien en daardoor minder productief. In het geheel vindt men er 92 563 ha sawah’s en 80 695 ha droge gronden, wat resp. 0,13 ha en 0,12 ha per hoofd der bevolking is (op Java 0,07 en 0,12 ha). De rijstoogst overtreft de behoefte, zoodat rijst uitgevoerd wordt. De uitvoer van andere landbouwproducten is van weinig belang.

Het N. bergland beslaat met zijn uitloopers de helft van het eiland. Het kratermeer Sagara Anak ligt in een bekken, op den rand waarvan ook de hoogste berg, de Rindjani, een nog werkende, 3775 m hooge vulkaan. De bevolking heeft zich geconcentreerd in de vlakte. De havenplaatsen liggen alle aan West- en Oostkust. Ampenan aan de West- en Laboean-Hadji aan de Oostkust zijn de voornaamste. Olthof.

Lombokexpeditie. Sinds 1740 was geheel Lombok onder Balisch gezag; de oorspr. bewoners, de Sasaks, waren daaraan onderworpen. Na in 1854 en ’56 tevergeefs gepoogd te hebben zich tegen hun overheerschers te verzetten, ontbrandde in 1893 opnieuw een opstand. De regeering meende, dat het tijd werd tusschenbeide te komen en een einde te maken aan de vreeselijke ellende, waaraan de Sasaks, die de bescherming van het gouvernement hadden ingeroepen, waren blootgesteld. Pogingen om dit in der minne te verkrijgen mislukten, zoodat besloten werd tot het zenden van een expeditie onder generaal-majoor J. A. Vetter, tweeden bevelhebber generaal-majoor P. P. H. van Ham. De marine stond onder bevel van den kapitein ter zee Quispel. De troepen bestonden uit 3 bataljons infanterie, veld- en bergartillerie en cavalerie. Op 6 Juli 1894 landde de expeditie ongehinderd aan het strand te Ampenan. Daar de in een ultimatum gestelde eischen waren aangenomen, werd den 11en opgerukt naar Mataram en Tjakranegara, alwaar bivaks werden betrokken. Tijdens de onderhandelingen overvielen de Baliërs in den nacht van 26 op 26 Aug. het bivak te Tjakranegara; zij werden teruggeslagen, doch brachten ons zulke verliezen toe, dat het noodig was tegen den morgen dekking te zoeken in een aan het bivak grenzenden dewatempel. Toen de toestand onhoudbaar bleek, werd in den middag op Mataram teruggetrokken. Daarbij sneuvelde o.m. generaal van Ham.

De in het binnenland vertoevende colonnes trokken, na eveneens ernstige verliezen geleden te hebben, op Ampenan terug. Het zelfvertrouwen der troepen was na hun heldhaftig gedrag niet verminderd. Reeds 2 Sept. kwam versterking van Java aan. Generaal Segov trad op als tweede bevelhebber. Op 29 Sept. werd Mataram en 18 Nov. Tjakranegara na hevigen tegenstand vermeesterd. De vorst, in Sasari gevangen genomen, werd naar Batavia overgebracht, waar hij spoedig overleed. De verliezen bedroegen: 16 officieren en 175 minderen gesneuveld, 30 officieren en 503 minderen gewond. Lit.: W. Cool, De L. E. Savalle.

< >