Dagvlindersoort, behoorende tot de Pieridae. Bij de drie algemeen in deze streken voorkomende k. is de hoofdkleur wit.
1° Groot k.
(Pieris brassicae). Vlucht ca. 60 mm. Punt der voorvleugels zwart; het wijfje heeft twee ronde zwarte vlekken op de voorvleugels. Komt voor in Europa, N. en W. Centraal-Azië, Japan en N. Afrika. Zeer schadelijk doordat de rupsen op koolsoorten leven.
2° Klein k.
(Pieris rapae). Vlucht ca. 50 mm. Voorvleugelpunt minder zwart. Het mannetje heeft een onduidelijke zwarte vlek. Rups op koolsoorten, reseda en O.I. kers. Even verbreid en schadelijk als het groote koolwitje.
3° Klein geaderd k.
(Pieris napi). Vlucht ca. 45 mm. Voorvleugels aan de punt zwartgrijs; bij het wijfje met twee zwarte vlekken achter het midden; op de aderen zijn de vleugels breed grijs bestoven. De voorjaars generatie is veel lichter. Rups matgroen. Leeft op dezelfde plaatsen als het kleine k.
Komt voor in Europa, N. en W. Centraal-Azië en N. Amerika. Bernink.