(< Lat. clavis = sleutel, toets),
1° Het toetsenbord. → Klaviatuur.
2° Benaming van muziekinstrumenten, die van een toetsenbord zijn voorzien. Tot en met J. S. Bach rekende men onder klavier het → orgel, → clavichord en → clavecimbel [a) → spinet (Fr.: épinette, It.: spinetta, D.: Schachtbrett), b) → virginal, c) kielvleugel]. De klavierscholen uit de 18e en begin 19e eeuw werden slechts voor clavichord en clavecimbel geschreven. Tegenwoordig verstaat men onder k. het hamerklavier (→ piano en → vleugel).
De hamermechaniek, in 1711 door Bartolommeo Cristofori uitgevonden, werd in 1822 door Seb. Erard verbeterd. Deze zgn. repetitiemechaniek (mécanique a doublé échappement) bevat als voornaamste onderdeden : den (boven)hamer, den onderhamer met opstooter, den vanger (Fanger) en den demper.
Clutsamklavier Een klavier, voorzien van een toetsenbord, waarvan de toetsen straalvormig zijn neergelegd; in 1909 door den Australiër Frederick Clutsam uitgevonden.
Hansklavier Een klavier, voorzien van twee boven elkaar geplaatste toetsenborden, waarbij het bovenste een halven toon hooger is gestemd dan het onderste; uitgevonden in 1920 door den Belg P. Hans.
Jankoklavier Een klavier, voorzien van zes boven elkaar geplaatste toetsenborden, door Paul von Janko in 1882 vervaardigd. → Jankoklavier.
Moorklavier Een klavier, voorzien van twee toetsenborden, waarvan het bovenste een octaaf hooger is gestemd dan het onderste. Beide zijn door middel van een register aan elkaar te koppelen. Uitgevonden in 1927 door E. Moor.
Rundbogenklavier Een klavier, voorzien van eer. toetsenbord in den vorm van een boog; uitgevonden in 1824 door de instrumentmakers Staufer en Haidinger.
Vierteltonklavier Een klavier met kwarttonen, gebouwd in 1892 te Löbau door de firma August Förster. De twee toetsenborden van twree boven elkaar geplaatste vleugels zijn met een kwarttoon verschil gestemd.
Lit.: B. van Beijnum-von Essen, Bouw en geschiedenis v. h. Klavier (1932). van Beijnum-von Essen