Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Keulen

betekenis & definitie

(Duitsch: Köln)

1° Stad in de Pruis. Rijnprovincie, aan beide oevers van den Rijn gelegen (IX 676 B3); ca. 757 000 inw. (1933), waarvan 76,9 % Kath. en 18,6 % Prot. Middelpunt van spoorwegen en scheepvaart. De vroege opbloei van de stad is te verklaren uit de ligging aan den Rijn, die van ouds een belangrijke vaarweg is. Het werd de overlaadplaats van het vervoer te land en te water. K. bestaat uit drie deelen:
1° de Altstadt, binnen de sinds 1881 verdwenen wallen (overblijfsel Römerturm), waar de banken en kantoren gevestigd zijn;
2° de Neustadt, opgebouwd op het terrein van de vroegere vestingwerken, met ringen radiaalstraten;
3° de voorsteden (o.a. Deutz, Mühlheim, Kalk, Linden), waar de industrieën gevestigd zijn.

Vanuit het Roergebied komen steenkool en ijzer (druk goederenen havenverkeer, ijzerindustrie; scheepsbouw); verschillende industrieën verwerken de veelal over den Rijn aangevoerde producten, als chocolade, Eau de Cologne, zeep, koren, huiden, olie, petroleum.

K. bezit een universiteit en vele musea, w.o. het aartsbissch. museum met vele middeleeuwsche en kerkelijke kunstvoorwerpen. → Keulsche schilderschool. Zie ook → Keulsch aardewerk.

Kunst. Van de vele kerken moet op de eerste plaats genoemd worden de dom, een Gotisch bouwwerk met een duidelijk kruisvormigen plattegrond (zie de onderste afbeelding in kolom 172 in deel XII); het hoofdkoor is zevenzijdig met zeven kapellen. In 1280 werd met den bouw begonnen (plan van Gerhard von Rile; vroeger aan Albertus Magnus toegeschreven); in 1322 was het koor klaar en in 1347 werd met den bouw van den W. toren begonnen. Het bouwwerk raakte echter in verval; 1842 begon de restauratie, die in 1880 werd voltooid. De dom heeft prachtige ramen, een beroemden domschat. Verder de St.

Gereonskirche (volgens overlevering uit 320; in de 12e eeuw uitgebreid), St. Aposteln, St. Ursula (basilika) en St. Kunibert (13e eeuw), de St. Martinkirche (1172). Van de wereldlijke bouwwerken worden genoemd het Stapelhaus (14e eeuw), en het Rathaus, met een Renaissance-portaal, toren (14071414) en kapel (1426).

Comijn Geschiedenis. K. was oorspr. een Romeinsche vesting (→ Colonia Agrippinensis). Na de ineenstorting van het Rom. rijk bezetten de Ripuarische Franken de stad, die tot hoofdzetel werd van het heele Rijnland en met prachtige bouwwerken werd versierd. In 923 was K. weer aan de Franken ontrukt; het werd door Otto I in 949 tot een vrije stad verheven. Reeds in de vroege M.E., als kerkelijk middelpunt aan den beneden-Rijn, was de stad beroemd door haar kunst, wetenschap (Albertus Magnus, Thomas van Aquine, Dun Scotus, Eckehart, Suso; universiteit) en handel (vooral op Engeland, waar K. gildehuizen had). Begin 13e eeuw trad K. tot de Hanze toe en nog in dezelfde eeuw tot het verbond der Rijnsteden, doch herhaaldelijk werd de welstand door bloedige burgertwisten en opstanden onderbroken.

Van 1794 tot 1815 was de stad Fransch en verloor (tot 1919) haar in 1388 gestichte universiteit (1798); in 1815 herwon ze haar vroegere beteekenis, toen zij aan Pruisen kwam. Tot 1918 was K. een sterke vesting. Dan wordt de stad met den rechter-Rijnoever bezet en hoofdkwartier der Engelschen. In 1926 pas werd zij ontruimd, en, na de nietigverklaring door Hitler van de verdragen van Versailles en Locarno op 7 Maart 1936, weer door het Duitsche leger plechtig bezet.

Voor de Keulsche richting in den strijd om de vakvereenigingen, → Interconfessioneel organisatie. Beijersbergen van Henegouwen

2° Bisdom. Als eerste bisschop wordt Matemus genoemd (ong. 320); zijn opvolger Euphrates helde over naar het Arianisme en werd door een synode van 346 afgezet. Dit is de eerste synode in onze streken; de akten daarvan (uit de 10e of 11e eeuw') worden in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel bewaard. Nochtans is de echtheid daarvan niet onaangevochten, al zijn de bewijzen ten gunste daarvan zeer sterk.

In 745 werd Agilulf door paus Zacharias I tot aartsbisschop verheven en 799 maakte Karel de Groote het Sticht K. tot aartsbisdom, waartoe ook Luik, Utrecht (tot 1559) en de Saksische bisdommen (München, Osnabrück, Minden en Bremen) een tijdlang behoorden. De aartsbisschoppen waren sedert de 10e eeuw aartskanselier van Italië, sinds 1180 hertog van Westfalen; sedert de 13e eeuw waren zij keurvorst en verrichtten de koningskroning. Na de nederlaag bij Worringen tegen de burgerij (1288) werd de residentie naar Bonn verlegd. Van 1583-’88 woedde de Kölner Krieg, daar de aartsbisschop Gebhard Truchsesz met geweld het Protestantisme wilde invoeren. Na zijn afzetting door den paus keerde de rust terug. Het keurvorstendom werd in 1803 gesaeculariseerd, terwijl het aartsbisdom reeds in 1801 door den vrede van Luneville verdeeld was geworden en het deel ten W. van Rijnland aan Frankrijk kwam. In 1815 werd het geheele voormalige aartsbisdom aan Pruisen toegevoegd.

Toen de strijd was ontbrand met de Pruisische regeering over de gemengde huwelijken, werd om zijn hardnekkigen tegenstand en moed de aartsbisschop Klemens August → Droste zu Vischering (1837) gevangengenomen. Deze strijd (Kölner Wirren of Kölner Kirchenstreit) duurde voort tot 1841, toen de nieuwe koning het standpunt der regeering opgaf. In den Kulturkampf moest bisschop Paul Melchers van zijn zetel afstand doen. De latere bisschoppen maakten hun bisdom met zijn grootsteden en industrieplaatsen een voorbeeld van moderne zielzorg. Bijna alle groote organisaties van het Kath. Duitschland hadden hun hoofdzetel in het Keulsche aartsbisdom.

Na den Wereldoorlog, in welken tijd kardinaal-aartsbisschop Karl Joseph Schulte (1912-1919) zich voor heel Duitschland zeer verdienstelijk maakte voor de oorlogsgetroffenen, werd het gebied van Eupen en Malmedy aan het bisdom Luik afgestaan. In 1929 gaf het een groot deel af aan het nieuwe bisdom Aken, terwijl ook de Keulsche kerkprovincie met haar suffragaanbisdommen geheel nieuw werd ingedeeld.

Lit.: voor de Synode van K. van 846 : Dom Quentin, Le Concile de Cologne (in Revue Bénédictine van 1906); voor de Kölner Wirren: Schrörs, Kölner Wirren (1927). Overigens bestaat er geen volledig werk over K.’s geschiedenis; wel nog veel détailstudies. Vgl. Lexik. f. Theol. u. Kirche (i.v.). Beijersbergen van Henegouwen.