Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Joannes Baptista van Neercassel

betekenis & definitie

Apost. vicaris der Holl. Zending. * 1623 te Gorkum, ♱6 Juni 1686, op een vormreis te Zwolle.

Hij trad in bij de Oratorianen te Parijs, werd 8 Sept. 1648 priester gewijd, en doceerde enkele jaren aan het aartsbissch. seminarie te Mechelen. In 1652 werd hij missionaris in de Holl.

Zending, 1653 vicaris van het aartsbisd. Utrecht, 1655 lid van het vicariaat, 1661 coadjutor van den apost. vic.

Jac. de la Torre en in 1662 van B. Cats, met recht van opvolging.

Tegelijk werd hij benoemd tot bisschop van Castorië (9 Sept. 1662 te Keulen geconsacreerd). Met Cats ’ dood (1663) aanvaardde hij het apost. vicariaat.

Gebruik makend van de na 1648 minder kwetsbare positie, die de Katholieken in de Rep. innamen, heeft hij de Holl. Zending beleidvol geconsolideerd, o.a. door zijn 17 Mei 1668 uitgevaardigde Constitutiën, die tot in de nadagen der Holl. zending van kracht bleven.

Bij de wereldlijke overheden genoot hij achting en vertrouwen, getuige het beroep, in 1672-’74 op hem gedaan ter bemiddeling bij Lodewijk XIV. Tot 1674 resideerde hij gewoonlijk te Utrecht, waar hij tijdens de Fransche overheersching den Dom reconcilieerde en in het openbaar pontificeerde; 1675-’80 te Huissen in het klooster der zusters Tertiarissen, 1680-’86 meest te Leiden bij zijn „Timotheus”, H.

F. van Heussen.N. is een van de grootste figuren uit de vaderlandsche kerkgeschiedenis. Als bestuurder der Zending zeker de gelijke van Sasbout en Rovenius, overtreft hij al zijn voorgangers en opvolgers in veelzijdigheid van talenten. Niet alleen als theoloog, ook als Latinist was hij een brillante verschijning. Verder was N. een priester van heldhaftige vroomheid; hij stierf als slachtoffer van zijn plicht en zijn sterfbed, beschreven door den ooggetuige Arnold Waeyer, lijkt dat van een heilige. Zijn vroomheid en zijn theol. opvattingen zijn echter die van Port-Royal, waar hij eenige malen vertoefde en tot welks voornaamste beschermers hij gerekend werd. Hij stond in geregelde briefwisseling met de Fransche vrienden van Port-Royal. Ook zijn eigen werken, speciaal de „Amor poenitens” („er is geen geschikter boek om de geloovigen tot vertwijfeling te brengen”, zegt dr. J. de Jong), na zijn dood „donec corrigatur” op den Index gekomen, ademen den geest dezer rigoristische vroomheid. Door deze geschriften, door zijn bescherming van uit Frankrijk en België gebannen Jansenisten (Arnauld, Quesnel, Du Vaucel e.a.), door de verplaatsing van het Utrechtsche convict van Keulen naar Leuven, alsmede door zijn vertrouwelijk verkeer met jongeren als van Heussen en Codde, heeft hij op den clerus der Holl. Zending een niet-onbedenkelijken invloed geoefend. Het is dan ook niet ongegrond, als de Oud-bisschoppelijke Clerezie hem haar geestelijken vader noemt.

Nochtans valt objectief aan te nemen, dat N. bij de verdere ontwikkeling der antithesen eigen inzicht aan Rome’s uitspraken zou hebben onderworpen. Zeker zou hij elk verzet tegen den H. Stoel veroordeeld en een schisma voorkomen hebben; zonder restrictie teekende hij het formulier van Alexander VII. Tegenover de regulieren was zijn houding stroef, wat van een krachtig regent als hij niet anders te verwachten was, maar niet vijandiger dan die van Rovenius. Alleen de Sociëteit van Jesus, de groote antagonist van het Port-Royalistische rigorisme, weerde hij, waar hij kon. Men bedenke bij de beoordeeling van N.’s innige betrekkingen met Port-Royal en de Jansenisten en van zijn Jezuïeten-afkeer, dat N. in volkomen rechtzinnigheid nog meeningen kon aanhangen, die later veroordeeld zouden worden.

Voorn. werken: Tractatus de Sanctorum et praecipue beatissimae Virginis Mariae cultu (1675); Tractatus de lectione Scripturarum (1677); Amor poenitens (1683, 1685); ook Ned. ascetische en polemische werkjes. Lit.: Janssen, in Nw. Ned. Biogr. Wbk. (IV); Post, De ap.-vic. J. van N. naar Rome 1670-1671 (in: Meded. Ned.

Hist. Inst. te Rome, 2e reeks, IV 1934); J. de Jong, in: Arch. aartsb. Utr. (L); Jessurun ten Dam Ham, Utrecht in 1672-1674 (1934).

Rogier.

< >