Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Hanno (Carth.)

betekenis & definitie

Hanno (Carth.) - naam van vsch. Carthagers:

1° Hanno, de zeevaarder, die ca. 500 (of 450) een ontdekkingstocht maakte langs W. Afrika tot Kameroen; zijn reisbeschrijving (in het Gr. vertaald: periplous) is nog over, in de Geogr. Graeci minores (11855).

Lit.: Tozer, Hist. of ancient Geogr. (Cambridge 1897, 104).

2° Carth. veldheer, in den 1en Punischen oorlog bij Messana verslagen door de Romeinen.
3° Hanno de Groote, stadhouder van Libyë, kon den opstand van Carth. huurlingen (241-238) slechts met behulp van Hamilcar Barcas onderdrukken; hoofd van de anti-barcinische vredespartij.
4° Een onderbevelhebber van Hannibal in den 2en Punischen oorlog.

Witlox.

< >